
Slaap. Slapen. Dutjes. Bedtijd. Eigen bed. Grote bed. Samen liggen. Knuffelslapen. Borstslapen. Nachtvoedingen. Huiluurtjes. Hazenslaapjes. Slapen in de draagzak. Slapen op de bank. Niet slapen. Te weinig slapen. Teveel slapen. Willen slapen. Moeten slapen. Niet kunnen slapen. Slapen, slapen, slapen.
De afgelopen twee jaar is het me meer dan duidelijk geworden hoe belangrijk een goede nachtrust is. En hoe funest het kan zijn als je er structureel te weinig van krijgt. En dat het eenzaam, onbegrepen en ontzettend onderschat is.
Slaapgebrek maakt meer kapot dan je lief is.
Daar zat ik dan. Nog geen half jaar moeder. In een kantoortuin. Beginnend aan de eerste echte werkdag van mijn nieuwe baan. Ik was de enige aanwezige. Het was dan ook nog maar half 8. De rest van de afdeling had vast geen kind dat het om 05:00 wel welletjes vond met dat geslaap, dacht ik nog. Ik begon die eerste maanden zo vroeg mogelijk met werken, zodat ik ook zo vroeg mogelijk weer naar huis kon. Omdat ik een normale dag niet vol zou houden. Met mijn borsten op knappen (kolven lukte niet) ging ik om half 4 weer naar huis. Daar moest gekookt en gegeten worden. En dan verdween ik weer naar de slaapkamer met mijn baby. Wetende dat hij me nog zo’n stuk of 8 keer uit mijn slaap zou halen. Pakte ik iedere minuut die ik krijgen kon.
Ik was nog geen half jaar moeder. Maar ik sliep al wel een half jaar minder dan drie uurtjes per nacht.
“Goh, dat lijkt me zwaar zeg!” zei een collega tegen me. Ja, dat was het. Lood en loodzwaar. En ik heb wat af geklaagd die tijd. Niet de beste eigenschap. Want ik weet ook heus wel dat klagen de situatie niet anders maakt. Maar ik was op een gegeven moment echt wanhopig. Ik leefde niet meer. Het was puur overleven.
Zo goed en zo kwaad als het ging, wisselden mijn man en ik elkaar af tijdens de “nachtdiensten”. De eerste helft nam ik op me. Vervolgens bracht ik onze baby halverwege de nacht naar hem toe, op de bank. Zodat we allebei een paar uurtjes ononderbroken sliepen. Dat werkte alleen ook niet echt. Want in een appartement hoor je het gewoon nog steeds als er gehuild wordt. Maar goed.
Ik vind het moeilijk te omschrijven hoe je je op een gegeven moment voelt als je zo lang amper slaapt. Wat er het dichtst in de buurt komt is wanneer je een nacht doorgehaald hebt in de kroeg, net iets teveel wijntjes gedronken hebt, en de volgende ochtend voor een volle zaal een presentatie moet geven. Je staat te trillen op je benen. Maar de adrenaline sleept je er doorheen. En wanneer dit eenmalig is, kun je het in de dagen die volgen prima opvangen. Maar anderhalf jaar iedere ochtend opstaan en jezelf de dag doorslepen op een laatste randje adrenaline is niet mis. Ongezond zelfs.
Het vereenzaamt. Want de rest van de wereld draait gewoon door. Al stond voor mij letterlijk alles on hold. Ik deed wat ik moest doen en meer dan dat zat er niet in. Ik merkte dat mensen het niet snapten. En hoe konden ze ook? Ik dacht van te voren (net als zovelen met mij): “waar hebben die ouders het toch over? Die paar maanden gebroken nachten, kom op zeg. Je kan toch nog steeds wel gewoon je eigen leven blijven houden?!” Wat zou ik willen dat ik nu die woorden terug kon nemen. Ik had geen idee.
Mijn eigen leven bestond bijna niet meer. Iedere sociale gelegenheid sloeg ik af. En als ik wel zei: “ik probeer te komen”, lukte dat vaak op het laatste moment toch niet. Safe to say, ik raakte mezelf steeds een beetje meer kwijt. Ik moest steeds meer stukjes laten vallen. Stukjes van mijn leven voor ik moeder werd. Werk. Vrienden. Hobby’s. Alles ging eraan. En sommige stukjes ben ik nog steeds kwijt en mis ik inmiddels niet meer. Andere stukjes heb ik op kunnen rapen. En opnieuw vorm kunnen geven.
En dan alle goedbedoelde adviezen, die ik soms nog steeds krijg. Ik kan en kon er niets meer mee. In het begin zocht ik wanhopig naar een oplossing, greep ik ieder advies met beide handen aan. Maar hoe meer we probeerden, hoe meer gefrustreerd we raakten. Niets hielp. Niets veranderde. Het was accepteren. Ons bij de situatie neerleggen. Niet meer vechten. Dan maar de rest van de wereld on hold. Dit vroeg alles wat we hadden. Ik probeer helemaal niets meer. Geen slaaptrainingen. Geen peperdure producten die resultaten beloven. Geen laten huilen. Geen harde hand. Niks van dat alles. Ik stop mijn energie liever in dingen waar wij allemaal wel blij van worden. Dat de nachten niet ideaal zijn – nemen we voor lief.
Ik merk dat slaap een beladen onderwerp blijft voor me. Ik heb een slaap-angst ontwikkeld. En heel eerlijk, als er iets “speelt” (zoals griep, of spannende veranderingen) is slaap nog steeds het eerste dat “eraan gaat” bij ons. En iedere keer als mijn inmiddels peuter me wakker maakt ‘s nachts schiet mijn hart in mijn keel. Al mijn stressradartjes worden aangezwengeld. Ik ben zo ontzettend bang om me ooit weer zo te voelen als toen. Om in dezelfde vicieuze cirkel te geraken. Om weer die stukjes van mezelf te verliezen. Ik krijg het benauwd als ik eraan denk.
We slapen nog steeds samen. Deels omdat mijn kind aangeeft dat hij dit nog steeds erg nodig heeft en ik hem die geborgenheid wil geven. Maar zeker ook deels omdat ik als de dood ben iets te veranderen aan onze slaapsituatie. Sommige nachten slapen we door. Sommige nachten zien we ieder uur van de klok.
Maar het is beter. Zoveel beter. Dan een jaar geleden. Dan twee jaar geleden. Ik ben er weer een beetje. Ik heb weer ruimte en energie voor meer dan alleen de basis. En dat voelt echt goed.
Liefs,
Esmee
Hè esmee. Ik heb dan geen baby/kind, maar het gevoel van bang zijn om naar bed te gaan herken ik heel goed. Heb al jaren (denk inmiddels 10 jaar) last van een slaapstoornis en ik zeg ook regelmatig afspraken af omdat je het gewoon niet kan. Je hoofd wil wel, maar je lichaam niet.
Zoals je weet heeft advies weinig zin, die heb ik namelijk zelf ook geeneens haha. Heb ook van alles geprobeerd: van medicatie tot meditatie: nul resultaat. Acceptatie is uiteindelijk het enige wat je kan doen..
Slaap wordt zo ondergewaardeerd en niet begrepen! Succes x